Vergeving

 

foto

1 jan 2017

 

 24 maart 1963

 

‘Waarom moet ik mijn zondagse kleren aan,’ vraag ik aan zuster Maria?

‘Omdat het zondag is,’ hoor ik haar zeggen.

Ik zucht en glimlacht tegelijk. ‘Pa,’ vraag ik.

‘Nee, niet pa.’

Ik denk even na. Wie komt er dan?

O ja, ‘ja ta, ja ta,’ roep ik.

‘Nee, niet pa,’ zegt zuster Maria weer.

Ik schud mijn hoofd.

‘ja ta, ‘ zeg ik weer. De zuster gaat erbij zitten en ik zie haar denken.

‘Ja ta,’ hoor ik haar dan zeggen?

Ik knik en wijs naar de deur. Zuster Marian draait zich om, ze ziet twee vrouwen van een jaar of vijftig binnen komen.

Ik lacht en dans in mijn rolstoel. De vrouwen komen naar mij toe gelopen.

Van beiden krijg ik een dikke zoen op mijn beiden wangen en een dikke knuffel.

Ik straal, glinster en dans. Dit zijn mijn tantes. Tante Truus en tante Annie. 

De twee vrouwen stellen zich voor aan zuster Maria. Ze begint heel hard te lachen en geeft mij tantes allebei een hand. Daarna kijkt ze naar mij en zegt.

‘Ja ta, ja ta,’ ik knik en wijs naar de twee vrouwen. Zij kijken niets begrijpend weer de zuster aan.

‘Ja, ta,’ betekent tante. Dit woord roep Marianneke al de halve middag.’

Tante Truus begint heel hard te lachen en zegt.

‘Dat nichtje van ons ontzetten slim aan het worden.’ ik krijg het heel warm van deze opmerking en begin te blozen.

‘Mag Marianneke mee naar buiten,’ vraag tante Truus aan de zuster?

‘Ja hoor, als ze maar goed is ingepakt. Meisje je weet waar jouw jas hangd en waar jouw dekentje ligt. Als je jouw jas aan doe en jouw deken om jouw benen sla dan mag je wat mij betref naar buiten met jouw tantes.’

Ik weet waar al deze spullen liggen en ben apentrots dat ik ze zelf mag gaan pakken.

Tante Annie gaat achter mijn rolstoel staan en vraag aan me waar ze mij naar toe moet rijden.  Mijn tante begrijpt mijn gebaren taal en duwt me naar deze plek.

 

 

Daar pak ik mijn jas. Met hulp van tante Truus trek ik deze aan.  Het dekentje ligt ietsjes verder op in een kasje. Ik wijs precies de plek aan waar deze ligt. Tante Truus pakt het en slaat deze om me heen. voordat we naar buiten lopen komt zuster Maria nog even naar me toe om te kijken of ik wel goed ben ingepakt.  Ze stop de deken nog iets verder onder mijn benen en geeft dan haar goedkeurig.

Mijn tantes duwen me naar buiten. Het gebouw waar in ik woon staat aan het eind vaan een hele lange grintweg. Deze weg is heel slecht onderhouden. Overal zitten kuilen en gatten. Het grind ligt onverdeeld over de hele weg. Tante Annie moet heel veel kracht zetten om mij over alle hobbels en gaten heen te duwen.  Ik vind dit  wel best en geniet van de zon die vrij laag staat. De bomen van de beide bossen die aan beiden kanten van deze weg staat schijnt flauwtjes op mijn gezicht.

Mijn tante begint opeens te zingen. dit doet ze altijd als we aan het wandelen zijn. Maar vandaag is er weinig te wandelen. Dit grote terrein heeft maar een lange grindweg met een viersprong halve wegen deze weg.

Een van deze wegen loopt naar een groot bos en de ander loopt naar het grote klooster waar alle zusters wonen. Daar wordt ook iedere dag voor ons gekookt. De rest van dit terrein bestaat alleen maar uit bos. om dit alles staat een heel, groot, stevig hek. Dit hek staat alleen aan het begin  van de grindweg. Dit hek is bepaalde uren van de dag open. de mensen die op dit terrein werken maar niet wonen kunnen dan naar binnen.

 

Mijn tantes lopen met mij naar dit hek. Onderweg komen wij wat auto’s tegen. Meer kinderen of bejaarde krijgen vandaag bezoek of hebben bezoek gehad.

Als wij bij het hek aangekomen zijn. Draaien wij ons weer om en lopen de zelfde weg weer terug naar de speelzaal. Het bezoek uur is weer voorbij. Ik heb hier vandaag toch wel problemen mee.