korte verhalen uit kindertijd en M.A.

 

MOOI VERHAAL.

DAG 16 jeugd herinneringen.

 

Opgewonden als een klein kind loopt in het grindpad af. Aan het eind van dit pad staat een heel lang wit gebouw. Daar aangekomen zie ik dat de boomstam naast de voordeur er nog steeds hangt. Het is bijna weg gerot maar als ik goed kijk zie ik de letters er nog opstaan. “De witte steen.” Samen met Johan, Piet, Mieke, Nelleke, heb ik deze naam bedacht zo’n vijftig jaar geleden.

Ik grijp de klink van de voordeur vast en duw deze om laag. Tot mijn teleurstelling blijft de deur gesloten. Dan besluit ik om naar de zijkant van dit huis te lopen. Als het goed is krijg ik die deur met een geheime truck open.

De zijdeur is niet veranderd door middel van mijn truck sta ik zo binnen in een betegelende gang. Iedere stap die ik zet dreun en weerkaats door alle ruimtes om mij heen.

Hoe anders was het in die tijd, toen ik als klein meisje met mijn vriendjes hier spelde. Door deze gang heb ik leren kruipen, lopen, lachen, zingen, lief te hebben, boos te zijn.

Ik voel een glimlacht op mijn gezicht als ik terug denk aan die tijd.

Ik loop door loop mijn neus begint te prikkelen van het vele stof dat  omhoog dwarrelt.

De eerste zaal die ik passeer, is de slaapzaal. Ik word daar begroet door heel veel spinnenwebben.  Dertien jaar lang heeft op mijn bed gestaan. Het eerste bed was een klein wit bedje met aan beiden kanten een spijlenrek. Rond mijn negende jaar kreeg ik een gewoon bed. Ik was zo trots al een pauw. De nonnen van dit internaat vonden dit wel een eng idee. Ik was een zeer bewegelijk, springend kind en viel daardoor regenmatig s’ nachts uit mijn bed.

Via de slaapzaal loop ik door naar de speel-eetzaal. Mijn oog valt op een stoel die eenzaam midden in deze ruimte staat. Ik slenter naar de stoel en ga daar op zitten. Dan kijk ik na de hoek wat  mijn/onze hoek ooit was er lagen  lange tafels met witte tafelkleden er op.

Ik zie mijzelf weer zitten tussen al mijn vriendjes en vriendinnetjes. Samen hebben we hier veel kattenkwaad uitgehaald. Het gebeurde regelmatig dat we onze borden verwisselde  als iemand het eten echt niet lusten. Meestal deden we dit als de zusters de andere kant opkeken. Negen van de tien keer ging dit goed. Maar als ze het zagen dan volgende er een behoorlijke straf. Deze deelde we dan altijd met z’n alle want we waren vriendjes, lotgenoten die elkaar steunde door dik en dun.

 De zon gaat langzaam onder. De duisternis valt in dit  verwaarloos gebouw.

Ik sta op loop weer naar de zijdeur. Als ik buiten ben sluit ik hem af zoals ik hem altijd heb afgesloten. Dan loop ik weer terug naar de tijd van nu.

 

 30 sept 2015

MOOI

Dag 20 Spelen.

Als de vogels beginnen te fluiten en de zon de duisternis verdrijft, wordt er weer een nieuwe dag geboren.

Het is vakantie en dit houdt in dat ik de hele dag te vinden ben in het bos waar in ik woon. Samen met mijn vriendjes ga ik dan op zoek naar de vele avonturen.

Achter ons paviljoen staat een grote boom. De brede takken van deze boom liggen over de grond verspreid. Altijd klimmen wij hierop.

De kinderen die in een rolstoel zitten halen wij uit de stoel. Als iedereen op de brede takken zit stellen wij ons voor dat we op een boot zitten. De golven van de oceaan waarop we varen zijn meters hoog. We worden helemaal door elkaar geschud. Soms valt er iemand uit de boot. Wij redden hem dan. Al kruipen, rollen door het mos gaan wij naar de drenkeling. Het gebeurt ook wel eens dat iemand verdrinkt. Hij of zij wordt dan door ons met zand en bladeren begraven.

Als de zon naar uren weer ondergaat en er weer een nieuwe avontuur begint in ons bos. Dan lopen wij als kleine zandmannetjes terug naar ons paviljoen.

4 okt 2015